* Redactioneel


* VVA-Algemene Ledendag 2018 Uitnodiging/Inschrijving

* Brussel - Identiteit als differentie - Stefan Hermans


* Nederlands moet - essay - em. prof. dr. Annette de Groot


* De toekomst van het Nederlands - Geert van Istendael

* Identiteit in een superdiverse maatschappij - Ludo Beheydt



* Traineeship voor leraren in Nederland


 

* Ieders tijd komt nog wel.
Waarom secularisering geen eindpunt is - Frank Judo




* Visie op een toekomstig taalonderwijs Nederlands




* De 'Vlaamse' identiteit - Conceptnota voor een publicatie - VVA-voorzitter Paul Becue


* Kroniek van Taal en Onderwijs 2 - Ghislain Duchâteau

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 





 



 


 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
   
 

Vivat Academia nummer 13

maart-april 2018

   
   
  Redactioneel
 


Beste VVA-leden en lezers,


‘Uit de reacties van expats zou blijken dat Vlamingen niet graag willen dat anderen zich met hun privé-leven bemoeien. Uit de taaldiscussies zou blijken dat Vlamingen zich wél graag met het privé-leven van anderen bemoeien. We komen er niet uit. Misschien kunnen we dit proberen: taal heeft alles te maken met identiteit. Daarom is het in een land als Vlaanderen een politiek probleem en zijn het de politici die het willen oplossen. Maar om het probleem op een objectieve manier aan te pakken moet het gedepolitiseerd worden en behandeld door mensen die er iets van kennen. Dat zijn taalkundigen. Het is niet omdat je een hart hebt dat je een hartspecialist bent. Het is niet omdat je een tong hebt dat je een taalspecialist bent.’

Philippe Humblé – taalkundige


Met het citaat over taal en identiteit geven we de richting aan waarin de artikelen voor dit e-zine werden uitgekozen. Identiteit is een stevig thema dat binnen de VVA hoog op de agenda staat. Taal is zo verbonden met onze eigenheid, dat we binnen de VVA er ook blijvend aandacht aan besteden. Om onze identiteit als Vlaamse gemeenschap zijn we bezorgd binnen de roerige tijden van dit eeuwbegin. Over onze taal blijven we nadenken: we kunnen vooral daarin onszelf zijn en onze eigenheid op de meest spontane wijze in allerlei situaties beleven. Vooral de taalontwikkeling op school is van bijzonder groot belang voor de jonge en komende generaties. In het teken van dat alles bezorgen we u, lezers, lees- en denkstof in de ogenblikken dat u zich vrij wil maken voor dit e-zine.

Ook andere thema’s komen in dit elektronisch magazine aan de orde, die eveneens voldoening kunnen geven en soms verhelderend kunnen overkomen. En de artikelen op het einde van deze publicatie stralen uit hoe de Vereniging Vlaamse Academici en haar Werkgroep Taal en Onderwijs zich concreet bezig houden met wat bij hen voorop staat.

Jawel, onze vereniging is sinds 24 februari 2018 tijdens de statutaire algemene vergadering officieel en formeel van naam veranderd. Bij de statutenaanpassing is de naam “Verbond der Vlaamse Academici” overgegaan naar een vlottere “Vereniging Vlaamse Academici”, maar nog altijd VVA. Wel moeten we nu consequent verwijzen naar de VVA – waar we vroeger verwezen naar het VVA. Wel even wennen en zorgvuldig de teksten erop nalezen.

Wij wensen u een rustige en vruchtbare lectuur toe van deze Vivat Academia-editie nr. 13


Namens de redactie


Ghislain Duchâteau, eindredacteur


 

Omhoog

  UITNODIGING EN INSCHRIJVING
voor de VVA-Algemene Ledendag 2018 in Gent
   
 

 


Klik op de afbeelding voor de video over Gent (duur 4 minuten)


De Algemene Ledendag van de VVA in 2018 vindt plaats op


zaterdag 21 april 2018 in Gent.


De Centrale Raad en het Hoofdbestuur samen met de VVA-Afdeling Oost-Vlaanderen organiseren deze jaarlijkse bijeenkomst voor alle leden van de VVA.

Thema: ‘Haalt de universiteit 2040? Uitdagingen en kansen voor academici vandaag’

(uiteenzetting door prof. Koenraad baron Debackere)

De ledendag omvat in hoofdzaak
- de academische zitting
- de vriendenmaaltijd
- het cultureel luik met verkenning van de Stad Gent

Alle informatie over de ledendag zult u kunnen lezen op:


de pagina Algemene Ledendag

van de website van

VVA-Nationaal



U kunt inschrijven tot 31 maart 2018.


  Omhoog
 


Brussel - Identiteit als differentie - Stefan Hertmans

   
 

Stefan Hertmans (Gent, 31 maart 1951) is auteur van een omvangrijk literair en essayistisch oeuvre, waarvoor hij zowel in binnen- als buitenland werd onderscheiden. Hij publiceerde poëzie, romans, essays, theaterteksten, kortverhalen en een handboek over kunstagogiek. 

Meer over hem: klik hier.

De tekst hieronder is een fragment dat hij heeft opgenomen in zijn boek ‘Steden’.
De auteur heeft persoonlijk uitdrukkelijk ingestemd met de publicatie van de tekst in ons e-zine.

Er is geen handiger cliché te bedenken om alles wat er tussen Belgen en Nederlanders aan misverstanden bestaat van een beeld te voorzien dan, in Brussel lopend, te denken aan Amsterdam, en in Amsterdam aan Brussel. En de meeste clichés worden in het straatbeeld bevestigd ook: zoals sommige prominenten in Amsterdam zelfbewust met de fiets naar de deftigste receptie komen, zo komt de armoedigste schooier in zijn derdehands Mercedes aanscheuren als hij een pakje sigaretten gaat halen om de hoek. Het moet voor Nederlanders iets van een zuidelijke stad hebben, terwijl het de modale Belg niet als iets specifieks opvalt. Identiteit is de blinde vlek in je bewustzijn. Identiteit is de onbegrijpelijkheid van het cliché. Echt in Brussel zijn betekent bereid zijn je plek, je identiteit, je taal voor een groot deel te relativeren, te vergeten, op te gaan in het vitale en werkelijk kosmopolitische karakter van deze onvoorstelbaar chaotische samenleving, zijn verbasterde cultuur, zijn gebrek aan zelfrespect, zijn vervaagde normbesef, zijn cynische gebrek aan urbanisatie. Wie zich daar als zelfbewuste Vlaming wil handhaven, moet zich beperken tot één van de tien kroegen die erom bekend staan dat alle in Brussel wonende Vlamingen er elkaar ontmoeten – dat betekent concreet dat hij kan besluiten zich in een soort Vlaams-Brabants dorp binnen de stad te bewegen, een imaginair en beknellend soort thuisland dat zich met onzichtbare lijnen binnen een wereldstad zou moeten hebben uitgetekend. Dat betekent ook dat hij kan beslissen nogal kneuterig en klein-Vlaams te bestaan, in een stad die nu eenmaal voor 80% verfranst is. Maar als hij niet aan zijn provincialistische identiteit van ‘bedreigde minderheid’ hecht, kan hij zich anderzijds in het beste bewegen van wat België, deze ‘corridor van Europa’ te bieden heeft: een gevoel dat volkomen tegengesteld is aan wat je in Amsterdam aantreft – verlies van samenhorigheid, van identiteit, van moraal in de nette, burgerlijke zin, van efficiënt handelen, van organisatietalent en kritisch zelfbewustzijn – nagenoeg niets van het overzichtelijke, waarin meningen tot op de gram kunnen worden afgewogen, maar in plaats daarvan in een soort van persoonlijkheidsverruiming die je alleen in wereldsteden kan overvallen. Brussel, zo hoor je wel eens beweren, heeft wat mentaliteit betreft wellicht meer met Buenos Aires gemeen dan met Amsterdam (nog zo’n cliché dat Nederlandstalige Brusselaars dierbaar is; ze smalen op Amsterdam en noemen het een ‘polderdorp’, en laten daarmee zien dat ze het volledig anders gerichte kosmopolitisme van die stad dan weer niet opmerken). Brussel maakt in elk geval één ding meteen duidelijk: dat er twee soorten Nederlandstaligen zijn: zo’n zestien miljoen die tot de Germaanse leefsfeer behoren, en zes miljoen die tot de Latijnse leefsfeer behoren. De diepere cultuurconflicten zijn voor het grootste deel op die breuk terug te voeren. Mode in Amsterdam vertoont duidelijk de invloed van Berlijn, Londen en New York, die in Brussel van Parijs en Milaan. Architectuur in Amsterdam heeft stijlkenmerken die je tot voorbij Oslo terugvindt; die in Brussel die je tot voorbij Rome aantreft. Vrij Nederland heeft iets van de Times Literary Supplement, De Morgen lijkt zich eerder te hebben geïnspireerd op Libération.

Nederlanders die interesse hebben voor literaire programma’s in het buitenland, kunnen op televisie wel Marcel Reich-Ranicki over boeken horen vertellen, maar een buitenlands model was voor Vlamingen jarenlang gelegen in Bouillon de culture van Bernard Pivot. Bij Vlamingen is Laure Adler met haar Parijse intellectuele interviews een kleine beroemdheid, in Nederland leest men Franse filosofen in Engelse of Duitse vertaling; het kunstkanaal Arte wordt in Vlaanderen in de Franse versie uitgezonden; in Nederland zou dat ongetwijfeld de Duitse versie worden, als het ooit zover komt. Mijn generatie Vlamingen leerde als tweede taal het Frans (vanaf het eerste schooljaar); Nederlanders van mijn leeftijd kregen Engels als tweede taal, dat voor mij een derde taal was. Dat werkt later door: literaire voorbeelden, schilderkunst, filosofie, smaakvorming. Voor we het weten, verbazen we ons over volkomen andere inschattingen van literair werk, films, theateropvoeringen en andere culturele kwesties, ‘terwijl we toch dezelfde taal spreken’. Omdat een mens geneigd is egocentrisch te denken, noemen de twee Nederlandstalige gemeenschappen elkaar regelmatig ‘stom’. Meestal volstaat men er van beide kanten mee de verschillen af te schuiven op de oppositie calvinistisch-katholiek. Maar als verklaring is dat ontoereikend. Vlaamse protestanten lijken meer op Vlaamse katholieken dan op Nederlandse calvinisten, en Nederlandse katholieken hebben weinig gemeenschappelijk met Vlaamse. Een bepaald soort Vlaamse katholieken heeft op haar beurt meer gemeen met de sfeervolle bigotterie van de kleine dorpen dan ze zelf wil toegeven. Veeleer zijn de historische keuzen voor die twee godsdiensten, ook in de zestiende eeuw, geïnspireerd door respectievelijk de Germaanse en de Latijnse invloedssfeer. De historische wortels van deze clichés komen geregeld bovengronds. Vlamingen vinden Nederlanders ‘ergerlijk Amerikaans’ en Nederlanders vinden dat Vlamingen alles doen ‘met de Franse slag’. De meeste Nederlandse uitdrukkingen waarin het woord Frans voorkomt, zijn niet echt positief bedoeld. Dat onderscheid, gebaseerd op onuitroeibare en vaak stompzinnige clichés, is niet te dichten door de taal, want het zit diep in de cultuur, en vandaar vindt het zijn weg naar de psychologie, de communicatie, ja zelfs de publieke moraal, hoe beladen dat onderwerp de afgelopen jaren in België ook geworden is.

En toch. De lichtheid van het bestaan in Brussel treft je pas wanneer je bereid bent je over te geven aan de slordige randgebieden van taal en samenleving waarin inmiddels miljoenen mensen overal ter wereld leven: zich uitdrukkend in talen die niet de hunne zijn, zich reddend met een handje vol uitdrukkingen die ze op straat hebben geleerd: kreupel Engels, verbasterd Frans, het uitstervend Brussels dialect met zijn onlosmakelijke verknoping van Frans en plat Brabants, een schabouwelijk geradbraakt soort ‘verkavelings-Vlaams’ zoals Geert Van Istendael het noemde – dat alles in een stad met een grondplan dat van een niet onschuldig kolonialistisch verleden getuigt, een stad zonder rechten met een hoogst protserig gerechtsgebouw, een stad met onwaarschijnlijk hoge huren en gigantische leegstand, grootspraak en aberraties, eindeloze communautaire geschillen, geen officiële taal, geen duidelijke vertegenwoordiging, een tot monsterlijke proporties gezwollen bureaucratie die volkomen losstaat van het verkommerde demografische weefsel, kortom een chaos waardoor niemand nog het gevoel kan hebben dat het over zijn stad gaat – precies dat alles waardoor ik van Brussel houd, en waardoor ik in de ogen van mijn Amsterdamse kennissen wel altijd een rare Belg zal blijven, en in de ogen van nationalistische Vlamingen een landverrader. Want Brussel is van niemand en van iedereen. Zowel de nationalistische Vlamingen als de nostalgische Wallonië-bewegingen hebben zich van de stad afgekeerd. Van alle administrateurs, bureaucraten en politici die over deze stad beslissen, woont er bijna geen zelf in de stad. Wat zou de verkrotting hen kunnen schelen? Van hun lelijke kantoorgebouwen en royale suites pendelen de Vlamingen gehaast weer naar hun landelijke villawijk, het soort gruwelijke stenen campings dat inmiddels de hele Vlaamse openbare ruimte heeft opgeslokt, en ze laten hun hoofdstad dagelijks met lichtzinnige onverschilligheid weer in de steek. Ook tussen de hoofdstedelijke francofonen en de Walen uit de meer landelijke gebieden heerst inmiddels een diepe kloof. Luik en Brussel lijken alleen maar toevallig in hetzelfde land te liggen; van solidariteit of samenwerking is ook daar al lang geen sprake meer. Brussel is het winkeltje vol bedorven waar, waar iedereen met dichtgeknepen neus komt stelen wat nog net niet bedorven is, om dan snel weer naar de eigen verkaveling te verdwijnen. Het is een hoofdstad zonder land, en daarom ook een stad zonder verantwoordelijkheid of moraal. Bij opdeling van België zou Brussel een onafhankelijk vierde gewest moeten worden naast de drie andere taalgemeenschappen. Niemand heeft een consistent plan voor de stad; niemand breekt zich het hoofd over de symboolfunctie. De Europese particratieën hebben dat goed in de gaten gehad: alles wat je je nergens anders kunt permitteren, kun je wel uithalen met Brussel. Nobody cares. Als het geld maar onder de tafel rolt, dan kan alles. Daarom zijn de werkelijke stadbewoners er machteloos om de chaos het hoofd te bieden: over hun stad wordt in de benepen sfeer van de provincies en in de beslotenheid van internationale lobby’s beslist, een sfeer die elke dag moeiteloos tot in het parlement doordringt. In het geroemde nieuwe Vlaamse ‘glazen’ Huis waar de deelregering in haar dorpse pseudo-transparantie zetelt, gonst het van de Oost-Vlaamse, West-Vlaamse, Antwerpse en Limburgse hoogstandjes. Lokale politici worden vanuit hun provincienest naar Brussel ‘gestuurd’ om daar lokale belangen te verdedigen. Niemand is bezorgd om de stad waar ze zitten te kibbelen. Noch Vlamingen, noch Walen beschouwen Brussel als hun hoofdstad. Alleen de kwijnende Brusselse bevolking doet dat, en hier en daar wat mensen met cultureel besef, die meestal voor ouderwetse Belgicisten worden versleten. In dit sociale vacuüm hebben de speculanten zich gretig gevestigd, en dat is aan de stad te zien. In Amsterdam hebben Amsterdammers iets in de pap te brokkelen. Maar in Brussel zijn geen Brusselaars aan de macht. De Brusselaars marchanderen in de schemerzone. On se débrouille. En het stadsbestuur dat wel uit autochtonen is samengesteld, lijdt maar al te vaak aan het kleinzielig communautair gekanker dat elke discussie bij voorbaat blokkeert. Brusselse burgemeesters lijken vaker op gepensioneerde croupiers dan op ambtenaren met oog voor politieke moraal. Dat alles is ook aan het geknoei te zien – Brussel is een stad zonder visie, en daarom een urban jungle met onverwachte perspectieven. Het lijkt een gigantische rommelige keuken die door talloze huurders wordt gebruikt, maar waarvan niemand het gevoel heeft dat het zijn schuld is wanneer ze niet wordt opgeruimd. Brussel is daarom een stad die leeft van zijn onbepaalbaarheid – iets wat paradoxaal genoeg zo nu en dan aanleiding geeft tot het verschijnen van iets subliems in een stadsgezicht, een braakterrein of een oude wijk. Het is het effect van de historische onverschilligheid, zoals dat op de kale, braakliggende Potsdamer Platz te zien is geweest. Het in een flits verschijnen van een bijna filmische verhevenheid in een goor detail, dit beladen zijn door onvatbare geschiedenis, het rukt de wandelaar in Brussel weg van zijn vertrouwde identiteit in enge zin. Dat laatste kun je bepaald niet van Amsterdam zeggen: daar zul je maar al te gauw voelen wat je plaats is, waar je hoort en of je erbij hoort of niet. In dat randgebied van onverschillig gebruik van taal en ruimte schuilt de hele betekenis en ook de hoerige charme van Brussel – alsof de taal zich aanpast aan de chaotische stedenbouw; of was die er eerst en hebben de mensen leren krompraten zoals ze er bouwen? De kern van de Brusselse ervaring ligt in het feit dat de taal er perifeer is, dat je, zowel bij een officiële gelegenheid als in het kleinste en goorste nachtcafé, plotseling het gevoel kunt hebben dat je overal en nergens tegelijk bent, want aan wat je rondom je hoort spreken is dat niet uit te maken, en evenmin is het te zien, behalve misschien dan aan de vaststelling dat er geen normen zijn voor je houding en gedrag, dat er in elk geval geen geheime code bestaat zoals die er in Amsterdam over beslist of je al dan niet tot de incrowd behoort. Dat Brussel kun je wellicht ook alleen maar ontdekken door één van zijn inwoners lief te hebben, om op die manier een binnenweg te vinden naar dat geheime surplus in de geuren, de gebaren en de lichtinval, dat je anders alleen maar als buitenstaander kunt waarnemen. Maar hoe moet je ooit nog thuis zijn in een cultuur, als je van een stad houdt zonder geestelijk centrum? Pas in dit nergens-thuis-zijn, misschien, kun je radicaal bestaan met een idee van een stad, met een utopische plattegrond (daartoe moet je misschien nauwkeurig het lichaam van je geliefde tekenen). Op dat ogenblik, waarop je van niet bestaande plattegronden begint te dromen, schuiven steden in je herinnering over elkaar, zelfs als ze uitersten zijn zoals Brussel en Amsterdam. En alhoewel het ondenkbaar is de geur van een beregende straat in Saint-Josse of Elsene te verwarren met een in Oud-Zuid of bij het Kleine-Gartmanplantsoen, dan nog is er iets dat je alleen in jezelf kunt meedragen: het feit dat je als je in Brussel, Amsterdam of eender welke stad thuis wilt zijn, nergens thuishoort behalve bij mensen voor wie je van betekenis bent.

De grootheidswaanzin van de barokarchitectuur, gecombineerd met de cynische verkrotting van oude waardevolle panden in Brussel, maakt de wandelaar thuisloos, gewoon uit kritisch verweer, de op elkaar gestapelde woningen in een soort uit zijn hengsels gegroeid Brugge, dat Amsterdam soms lijkt, doet mensen daar verlangen naar de statement, de duidelijkheid, een moeilijk thuis te brengen honger naar overzicht die ik soms hevig en ten volle deel, en dan weer verafschuw. Brussel is het soort stad zoals de Franse ondergangsfilosoof Jean Baudrillard de wereld beschrijft: de schijn neemt voortdurend de plaats in van wat je dacht te ontdekken – je leeft er met het simulacrum van een cultuur. Geen wonder dat heel wat mensen in België Baudrillards theorie heel plausibel vinden, terwijl in Amsterdam veel mensen zijn theorieën baarlijke nonsens vinden: er is geen situatie voorhanden die hen dat concreet doet ervaren. Want alles in Nederland is ‘echt’, zoals alles in België ‘net echt’ is maar niet echt ‘is’. Misschien vandaar ook die steeds weer terugkerende filosofische misverstanden tussen mensen die Brussel als hoofdstad hebben, en mensen die Amsterdam als de richtlijn van hun doen en denken ervaren: misverstanden die we wellicht beter kunnen oplossen door in elkaars straten te lopen en te luisteren naar de stad ’s nachts, dan door conferenties te houden met heren in maatpakken, stramme ambtenaren en administrateurs die nooit opgaan in het naamloze, in die zee van details waar bijna niemand over spreekt, een onvatbaar geheel dat alles over culturen en hun beperkingen zegt. Het interesseert me niet om een Belg of een Vlaming te zijn, en ik zou al evenmin, in de ogen van Nederlanders, een geschikte burger van hun land willen zijn; ik vind congressen en symposia waar we verbroederen of kibbelen alleen maar gênant of nutteloos. Dat besef ik ook in elke zin die ik schrijf, en dat is vaak moeilijk. Want veel Vlamingen vinden die zinnen nogal Nederlands en de meeste Nederlanders vinden die zinnen nogal Vlaams. Maar ik heb steeds meer honger naar die zee van details, en daar wil ik dan liefst met die paar mensen over spreken door wie ik het allemaal heb leren kennen. De verschillen en de gelijkenissen hebben met mijn lichaam en mijn geschiedenis te maken, en door de geschiedenis te beleven, belichaam ik ze beide: dat wat me ervan scheidt en dat wat me ermee verbindt.

Stefan Hertmans


  Omhoog
 

Nederlands moet - Essay door

mw. em. prof. dr. A.M.B. (Annette) de Groot

   
 

Nederlandse universiteiten zijn in hoog tempo aan het verengelsen, ondanks tal van zwaarwegende argumenten om dat proces resoluut een halt toe te roepen. Je zou denken dat alleen al de dreiging dat verdergaande verengelsing steeds grotere delen van de samenleving van de universiteit zal vervreemden voor de universiteiten zelf genoeg reden is om een pas op de plaats te maken of om ze, als ze daarmee talmen, van hogerhand tot de orde te roepen.

Annette de Groot

En dan zijn er nog al die andere bezwaren tegen verdergaande verengelsing. Ik richt me hier in het bijzonder op een daarvan: het verlies aan uitdrukkingsvaardigheid bij docenten en studenten en de verminderde levendigheid, nuance en diepgang van het onderwijs die daarvan het gevolg zijn.

‘If it’s not said in English it’s not said at all’ (Petry, 2017)

Een verlies aan uitdrukkingsvermogen treedt op bij alle docenten en studenten bij wie het Engels zwakker is dan het Nederlands. En dat geldt voor verreweg de meesten. Het zijn “ongebalanceerde tweetaligen” met het Nederlands als dominante moedertaal en het Engels als zwakkere tweede taal. Het niveauverschil tussen het Engels en het Nederlands geldt voor alle talige deelvaardigheden, al is het doorgaans groter bij taalproductie (spreken en schrijven) dan bij taalperceptie (luisteren en lezen). Behalve het uitdrukkingsvermogen is dus ook het taalbegrip van het gros van onze docenten en studenten gebrekkiger in het Engels. En niet minder zorgwekkend: omdat taalvaardigheid en denkvaardigheid nauw verweven zijn, zal het gebruik van het Engels als voertaal in het onderwijs ook hun denkvermogen inperken.

Lees verder

Bron: Science Guide 17 november 2017

 

  Omhoog
 


De toekomst van het Nederlands - toespraak
door Geert van Istendael

   
 

Op 24 februari 2018 organiseerde het Willemsfonds in Den Haag een groot debat over de toekomst van onze taal, het Nederlands. Het deed dat samen met de Nederlandse organisaties Stichting Politiek theater en het Genootschap Onze Taal. De openingsvraag van het debat luidde als volgt: is het Engels een verarming of een verrijking voor onze taal? Het onderwerp werd van alle kanten belicht door prominente taalkundigen, schrijvers en journalisten. Ook auteur Geert van Istendael was aanwezig. Geniet mee van een extract uit het betoog dat hij op 24 februari hield.

Voor de Nederlandse Taalunie had de auteur de volgende boodschap op het einde van zijn toespraak: hij vindt de kerntaak zorgen voor ‘nieuwe, krachtige, korte, flonkerende woorden’, de terminologie van het Nederlands behartigen:

“Ik vind dat een kerntaak van de Taalunie. Geen heilloos gesputter meer over twee of meer varianten van het Nederlands. Geen onverschilligheid meer van, er is toch niets aan te doen. Nee, meisjes en jongens, voortaan worden jullie betaald om nieuwe, krachtige, korte, flonkerende woorden te vinden, dag in dag uit. In elke werkkamer bij jullie moet een portret hangen van Marten Toonder, jammer dat hij niet meer onder ons is. Toonder was een geniaal woordenuitvinder. Grofstoffelijk, minkukel, bovenbaas, verturving, denkraam. Toonder was een opperterminoloog.”

Geert van Isendael

Wilt u de tekst van zijn toespraak lezen,
klik dan hier

De video 30'36"
Toch een achttal minuten (8'33") op het rode balkje doorschruiven voor u bij de toespraak van Van Istendael terecht komt.

Bron: Willemsfonds


  Omhoog
  Betekenis van taalidentiteit, historische identiteit en geografische identiteit in een superdiverse maatschappij

door Ludo Beheydt

   
 
Onder die titel hield em. prof. dr. Ludo Beheydt een keynote-lezing op 1 maart 2018 in de Hogeschool PXL Hasselt tijdens een ontmoetings- en studiedag onderwijs Belgisch en Nederlands Limburg. Hij staat ons expliciet toe zijn lezing te publiceren.

‘Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen. Ik wil hier vandaag een pleidooi houden voor een goed doordachte omgang met onze culturele identiteit en tegen een cultuurrelativistisch kosmopolitisme. En daarmee sluit ik welbewust aan bij de oproep die Paul Scheffer in zijn spraakmakende NRC-artikel uit 2000 lanceerde, wanneer hij stelde:
“Een gemakzuchtig multiculturalisme maakt school omdat we onvoldoende onder woorden brengen wat onze samenleving bijeenhoudt  […] Een samenleving die zichzelf verloochent, heeft nieuwkomers niets te bieden.”
Misschien kijkt u in het huidige tijdsgewricht wat verwonderd op van deze boodschap en vraagt u zich meewarig af of ik niet in een achterhoedegevecht van verblinde nostalgici beland ben, die, tegen beter weten in, een achterhaalde visie op een culturele identiteit blijven koesteren?'

Dat is de aanhef van de lezing van prof. Beheydt.

Lees verder (op de pagina Teksten van de VVA-website)

De begeleidende powerpointpresentatie (Bron: Hogeschool PXL, Hasselt)


  Omhoog
 

Nieuw traineeship in het onderwijs in Nederland voor ambitieuze leraren in spe

   
 

Begin maart 2018 is het startschot gegeven voor ‘Trainees in onderwijs’. In dit traineeship worden academici opgeleid tot eerstegraads bevoegde onderwijsprofessionals die werelden binnen en buiten de school verbinden. Een hele nieuwe doelgroep van ambitieuze academici wordt aangesproken door hun de kans te bieden om het docentschap te combineren met het realiseren van betekenisvolle ontwikkelingen voor het onderwijs.

Trainees

Het OnderwijsTraineeship is bedoeld voor academici met een achtergrond in een vak waarvoor een tekort aan docenten met academische opleiding bestaat of dreigt. Al vanaf 2016 zijn dat in Nederland de volgende schoolvakken: wiskunde, scheikunde, natuurkunde, Duits, Frans, Nederlands, Engels, klassieke talen, economie en informatica. 

 

Omhoog

 

Ieders tijd komt nog wel - Waarom de secularisering geen eindpunt is - door Frank Judo

   
 

Frank Judo (1971) studeerde geschiedenis, wijsbegeerte en rechten in Leuven en is advocaat aan de Brusselse balie. Hij publiceerde artikelen over de geschiedenis van het orangisme, jakobitische ballingen in de Zuidelijke Nederlanden en de Brabantse Omwenteling. Hij is algemene secretaris van het Algemeen Nederlands Verbond. Tot 2008 was hij hoofdredacteur van de schriftelijke versie van het VVA-tijdschrift Vivat Academia.

Jurgen Slembrouck zet terecht de puntjes op de i in zijn bijdrage ‘Vlaanderen zal seculier zijn of zal het niet zijn‘. Als het gaat over delicate thema’s als de plaats van religie en levensbeschouwing in onze samenleving, en over de invloed van de secularisering, is het niet alleen zinvol, maar gewoon onontbeerlijk om een en ander in historisch perspectief te plaatsen.

Het eigenaardige is dat dat historische perspectief in nogal wat bijdragen tot het debat wel in filigraan aanwezig is, maar zelden grondig wordt uitgewerkt. Dat zal in deze bijdrage trouwens niet anders zijn.

Lees zijn tekst gepubliceerd in Doorbraak

  Omhoog
 

Visie op een toekomstig taalonderwijs Nederlands

   
 

                         

Naar nieuwe leerinhouden voor Nederlands Het magazine van Levende Talen

Bij de aanvang van het werk van curriculumontwikkelteams van leraren in Nederland draagt daartoe de gezaghebbende Nederlandse Vereniging voor Leraren Levende Talen (VLLT) een visietekst aan, die belangrijke ideeën bevat waarom en hoe het onderwijs Nederlands zich zou moeten ontwikkelen.

Die tekst dateert van januari 2018 en werd geschreven door de twee eminente didactici Nederlands Wilma van der Westen en Ton Hendrix.

Omwille van zijn intrinsiek belang brengen wij graag de tekst onder uw aandacht
“Visie op het vak taal/Nederlands voor Curriculum.nu”

Meteen verwijzen we naar het besluit, maar ook in verband met de opzet van de tekst naar de functies van taal die voor iedere intellectuele belangstellende relevant kunnen overkomen en ook naar de vijf aangehaalde karakteristieken van toekomstig taalonderwijs.

Besluit:

Het vak taal/Nederlands draagt bij aan persoonlijkheidsvorming (taal en identiteit), burgerschapsvorming en wereldburgerschap, en (multi)culturele vorming. Taal is een onlosmakelijk onderdeel van de identiteit van mensen, een cultuurdrager en een instrument van leren, van informatieoverdracht en van communiceren. Het vak taal/Nederlands kent een doorlopende leerlijn met de interne opbouw van het vak (van peuter tot student), maar het vraagt ook om de uitwerking van doelen voor en inhouden van andere vakken en leergebieden. Daartoe is afstemming en een goede samenwerking noodzakelijk in de gemeenschappelijke delen of aspecten met de andere taalvakken, met de vakken waarbij Nederlands de instructietaal is en met de aanpalende leergebieden van Kunst & Cultuur, Burgerschap, Mens & Maatschappijvakken en Digitale geletterdheid om vakoverstijgende leerdoelen te benoemen en te concretiseren. In de doorlopende leerlijn vragen we aandacht voor een leerlijn die vertrekt vanuit gemeenschappelijke uitgangspunten, zodat er geen drempels ontstaan bij overgangen (van vve naar p.o. naar v.o.) of overstappen (van vmbo naar havo; van eentalig onderwijs naar tweetalig onderwijs en vice versa). Een concreet uitgewerkt taalbeleid in school en opleiding is hiervoor onmisbaar en onontkoombaar

Functies van taal

1a Persoons- en identiteitsvormende functie
1b Socialiserende functie: deelname als (wereld)burger aan de lerende samenleving 
1c Kwalificerende functie: voorbereiding op beroep en/of studie
1d Conceptualiserende functie: de rol van taal in denken en leren

Karakteristiek van het toekomstig taalonderwijs

1 Taalonderwijs Nederlands omvormen naar taalonderwijs in een meertalige context
2 Taalontwikkelend onderwijs in alle vakken en alle onderwijssectoren
3 Inspelen op de veranderende positie van taal en talen
4 Samenhang in taalvaardigheden en taakgericht taalonderwijs
5 Bijdragen aan de digitale geletterdheid

Een grondige exploratie van deze tekstgedeelten kan alleen maar informatiewinst opleveren voor een aandachtige lezer.

  Omhoog
  De 'Vlaamse' identiteit' - Conceptnota voor een publicatie - door Paul Becue, VVA-voorzitter
   
 

Al sinds zijn aantreden als VVA-voorzitter streeft Paul Becue naar een eigentijdse invulling van de Vlaamse Beweging. Eén van de belangrijkste thema’s daarvoor is een ruim en diepgaand inzicht in de betekenis van ‘identiteit’ voor de Vlaamse gemeenschap. Het artikel brengt een aanzet tot zijn project om op wat langere termijn aan dat cruciaal begrip een stevige boekpublicatie te wijden. Gnóthi seauton – of ken uzelve …

1. Inleiding

Het identiteitsvraagstuk treedt de laatste jaren hoe langer hoe meer op de voorgrond. Niet alleen in België en Vlaanderen, maar ook elders in de wereld. Dat heeft veel te maken met de globalisering: door de groei van de transport- en communicatiemiddelen wordt de wereld alsmaar kleiner. Ze wordt een dorp. Daaraan gekoppeld komt er ook meer migratie. Door de digitalisering verandert alles ook heel snel.

Dat heeft enkele belangrijke gevolgen:
-Het Engels en de Angelsaksische cultuur en levenswijze krijgen via de sociale media en internet alsmaar meer invloed, ten nadele van de lokale taal. Het gaat zelfs zover dat op universitair niveau in de Masters de lokale taal steeds meer onder druk komt van het Engels.
-We worden meer en meer met andere culturen en godsdiensten geconfronteerd. Hoewel dit erg verrijkend kan zijn, voelen velen zich bedreigd door sommige vormen daarvan.
-Doordat alles zo snel verandert voelen velen zich vervreemd van de omgeving waarin ze leven.

Om die redenen trachten velen te begrijpen wat de identiteit van hun cultuur of volk is. Ook in Vlaanderen komt die vraag op de voorgrond en we moeten toegeven dat we nog niet veel antwoorden hebben gezien op de vraag wat de Vlaamse identiteit nu juist inhoudt.

Voor de VVA is het een uitdaging om als intellectuele voortrekker van de Vlaamse Beweging hierop een antwoord te geven. Het zou ook aan de boodschap van de Vlaamse Beweging een meer eigentijds karakter kunnen geven, dat Vlamingen opnieuw zou kunnen aantrekken.

Het is echter geen gemakkelijk onderwerp. Er zijn immers verschillende aspecten aan verbonden, waaronder een belangrijke filosofische inslag. Daarbij riskeert men snel het verwijt te krijgen dat men tegen internationalisering is en dat men zelfs racistisch is door alleen te kijken naar de eigen cultuur. Dat zijn natuurlijk valkuilen die men moet vermijden. We geloven nog steeds in internationalisering en globalisering en propageren nog steeds de stelling dat jonge Vlamingen vooral eerst de wereld moeten verkennen. Maar daarbij is het belangrijk dat ze nooit hun roots verloochenen en zich als ‘Vlamingen in de wereld’ manifesteren. Dit is de optiek van een boek over de Vlaamse identiteit.

2. Auteurs

Voor de redactie van het boek zouden we een beroep kunnen doen op de bijdragen die diverse personen in het verleden reeds over het onderwerp hebben geschreven. Eventueel kunnen we ze contacteren voor hulp. Indien mogelijk zouden ze afkomstig moeten zijn van diverse strekkingen en levensbeschouwingen, om het boek zo toch enig neutraal en genuanceerd karakter te geven. Hieronder vindt u een lijst van personen van wie we gehoord/gelezen hebben dat ze zich met het onderwerp hebben beziggehouden. Daartussen zitten er reeds diverse leden van de VVA.

2.1. VVA

Twee leden van de VVA hebben zich al met deze kwestie beziggehouden en daarover iets gepubliceerd:

a) Prof. dr. Eric Ponette

Eric Ponette (voormalig nationale voorzitter VVA) schreef een brochure van ca. 12 blz. over: “Ben ik nu een Vlaming, een Belg, een Europeaan of een wereldburger?”.  Naast de Nederlandse versie werd ze ook in het Engels vertaald.

b) Dr. Jaak Peeters

In zijn boek “Vlamingen zijn fatsoenlijke mensen” (uitgeverij Pelckmans, 2014, 219 p.) besteedt Jaak Peeters (VVA-Campania) van p. 53 tot/met p.112 (ca. 60 blz.) aan het thema van de identiteit.

2.2. Marnixring

Op zaterdag 19 november 2016 wijdde de Marnixring Lieven Gevaert zijn viering van het vierde lustrum (opgericht in 1968) aan de “Nederlandse identiteit in een andere taal” (van 14 tot 18 u).

Er waren drie sprekers die het woord namen:
-Rik Hemmerijckx, conservator van het provinciaal Emile Verhaerenmuseum in Sint-Amands
-Em. prof. Vic Nachtergaele, em. gewoon hoogleraar Romaanse Letterkunde en oud-rector van de KULAK
-Prof. Dirk De Geest, gewoon hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde en Literatuurwetenschap aan de KU Leuven

Vooral De Geest was erg interessant (aantekeningen zijn beschikbaar).

2.3. Voorstelling boek “Onvoltooid Vlaanderen”

Bij de voorstelling van het boek “Onvoltooid Vlaanderen? Van taalstrijd tot natievorming.” van Frank Seberechts op 7 mei 2017 (uitg. Vrijdag i.s.m.. Doorbraak, 255 p.) gaf  dr. Vincent Scheltiens van het Centrum voor Politieke Geschiedenis aan de UA Antwerpen een interessante inleiding met de titel: “Onvoltooidheid is het lot van de natie”. Hij sprak daarbij ook ruim over de identiteitskwestie en zijn uiteenzetting was heel boeiend (aantekeningen zijn beschikbaar).

Het slotessay van Bart de Wever (20 p.) op het einde van dat boek is ook boeiend: het geeft een beschrijving van de tendensen op lange termijn. De Vlaamse Beweging moet zich hervormen, gericht op de sociaal-economische omgeving.

2.4. Europa: identiteit en identiteiten

Het is een bundeling van handelingen van het colloquium georganiseerd door de Koninklijke Zuid-Nederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis op 26 oktober 2002 (Reeks Handelingen LVI 2002, Brussel 2003, 219 p.). Bijdragen van o.a. Louis Vos, Nelly Maes, Jan Van Reeth (VVA), Luc Devoldere, …

Stefan Hertmans (“Oorlog en terpentijn”) heeft een half uur gesproken tijdens dit colloquium, maar er staat geen bijdrage van hem in dat boek. De titel was: “Identiteit als differentie”. Maar Ghislain. Duchateau heeft deze tekst ergens terug gevonden, ingetypt in een word-document en laten reviseren door Stefan Hertmans op 1 november 2017. Het gaat om een fragment dat Hertmans later in zijn boek ‘Steden’ publiceerde. Het staat bovenaan in deze editie van het VVA- e-Zine Vivat Academia.

2.5. Katholiek Onderwijs + opvoedingsproject

Binnen de schoot van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen (de zgn. Guimardstraat) komt het identiteitsthema ook ruimschoots aan bod. Er werden daaromtrent twee nota’s gepubliceerd:
-“Het vak r.-k. godsdienst op het kruispunt van samenleving, onderwijs & kerkgemeenschap”, De Vlaamse bisschoppen/De Erkende Instantie r.-k. godsdienst, 21 september 2017 (32 p.)
-“Opvoedingsproject, multiculturaliteit en beleid”, Patrick De Keulenaer, 7 oktober 2008 (8 p.).

Het gaat daarbij vooral om de religieuze/levensbeschouwelijke en culturele identiteit.

2.6. Taalunie

De Nederlandse Taalunie publiceerde de visietekst: “Iedereen taalcompetent! Visie op de rol, de positie en de inhoud van het onderwijs Nederlands in de 21ste eeuw” (2017, 31 p.). Daarin gaat het op p. 17-18 over taalcompetentie en identiteit. Men stelt er dat identiteitsontwikkeling in grote mate steunt op talige kennis, vaardigheden en attitudes.

2.7. Paul Verhaeghe: Identiteit.

In zijn boek “Identiteit” (2012, De Bezige Bij Amsterdam, 265 blz.) behandelt prof. Verhaeghe het thema ook omstandig. Wie wij zijn ligt niet vast, maar wordt continu beïnvloed door de samenleving waarin we leven. En nu die maatschappij doordrenkt is van neoliberaal gedachtegoed draait alles om presteren. “We moeten op zoek gaan naar een nieuw evenwicht tussen samen en alleen.” Het boek is wel zwaar op psychoanalytische leest geschoeid en dus mogelijk minder relevant voor ons.
Inhoudstafel: https://www.bol.com/nl/f/identiteit/9200000002308059/

Ook in andere van zijn boeken komt het thema van de identiteit aan bod: Verhaeghe, P., Over normaliteit en andere afwijkingen. Handboek klinische psychodiagnostiek, Acco, Leuven/Den Haag, 419 p. In deel 2 (Achtergrondtheorie) gaat het een heel hoofdstuk over “Identiteit in termen van een verhouding” (p. 131-153).

2.8. De kanttekening

Op het internet werd de volgende tekst nog gevonden: “Identiteitspolitiek leeft van narcistische zelfvieringen”.

https://dekanttekening.nl/opinie

Begin oktober vond er op NPO2 een filosofisch debat plaats over nationalisme en patriottisme.
Hieruit kwam volgende definitie:
- nationalisme gaat over grenzen, over bescherming  tegen aanvallers, over “de anderen”, ook over wie binnen mag. Nationalisten sluiten zich af van de anderen (zie de houding van Le pen t.o.v. Europa)
- patriottisme vertrekt van binnenuit, van fierheid over de eigenheid, patriottisme sluit niet uit maar verbetert de relatie met anderen omdat men vanuit zelfbewustheid vertrekt. Als patriot kan men Antwerpenaar zijn, Vlaming, Belg, Europeaan en wereldburger allemaal tegelijk.
Het is een positief begrip. (uiteraard met nuances, dat “Belg” is bij mij het zwakste, maar ik heb wel goede Waalse vrienden)

Als we dat nu vertalen naar onze situatie is het natuurlijk zo dat “patriottisme” bij ons een begrip is dat automatisch verwijst naar “goede Belg” zijn en dat heeft een negatieve bijklank (dixit J. Bulcke).

2.9. Het merk België

Onlangs verscheen eind 2017 het boek van Jan Callebaut en Wouter Verschelden: “Het merk België” (uitg. Manteau, Antwerpen, 2017, 139 p.). Het houdt enigszins verband met de identiteitskwestie. In het 6e hoofdstuk “De Belgische kanteling: draaien de rollen tussen Vlamingen en Franstaligen om?”, wordt gesteld dat de Vlaming zich nu meer thuis voelt in België dan de Franstalige. Die kentering is sterk gezien de bewogen politieke geschiedenis van de taalgemeenschappen, maar niet onlogisch volgens de auteurs. Vlaamse politici domineren het sociaal-economisch project federaal, net zoals ze de veiligheidsdepartementen domineren (niet onbelangrijk in tijden van terreur). Die koers bevalt de Vlaming duidelijk, terwijl de Franstalige argwanend kijkt. De Vlamingen zijn dus volgens de auteurs de nieuwe “echte” Belgen.

Het boek is de resultante van de bevindingen uit CrowdPulse, een groot kwalitatief onderzoek bij Belgen door WHY5Research.

2.10. Andere boeken over identiteit

Toen we wat zochten op Google kwamen we nog tal van andere boeken over de identiteit tegen, zelfs over de Vlaamse identiteit. De identiteit komt ook voor in marketingstudies, maar dat valt buiten onze context. Vele boeken met identiteit in de titel handelen over persoonsrelaties, maar dat is niet bepaald het perspectief.

We vonden voor het Nederlandstalig gebied o.a. de volgende boeken. Specifiek m.b.t. de Vlaamse identiteit:
-Gillaerts, P., Vlaamse identiteit. Mythe en werkelijkheid, Acco, 2002, 157 p. (de indruk is dat dit echter beperkter is van visie: men verwijst bv. naar de Gulden Sporenslag).
Diverse bijdragen van auteurs (bv. Louis Vos: “Van Belgische naar Vlaamse identiteit”). Ook zijn er getuigenissen zoals die van Nahim Lanjri (CD&V).
                                            
-Couwenberg, S.W., Nederlandse en Vlaamse identiteit. Betekenis, onderlinge relatie en perspectief, Civis Mundi jaarboek 2006, Damon, 2006, 174 p.
Diverse bijdragen van o.a. Jaak Peeters (VVA), Herman Suykerbuyk, Derk-Jan Eppink

-Gunst, M., De start van de Nederlandse en de Vlaamse identiteit, Create My Books, 2016, 260 p.
Een heel interessant historisch boek dat vooral handelt over de periode 1600-1650 (156 p.), of het ogenblik van de scheiding der Nederlanden. Daarna komen ook de periodes 1660-1673 (31 p.) en 1673-1699 (33 p.) aan bod.
 
-Pauwels, L., ed., Vlaamse identiteit, Nederlandse toekomst in Europa, 5de colloquium van de Delta-stichting, Tekos-reeks deel 12, 1999, 111 p.
Bijdragen van Jongbloet, P. (VVA), Naets, G., Storme, M.(VVA),

-Abicht, L., Baeck, L., Boeckaert, B., Ponette, E.,  De Roover, P., Ruys, M., Senelle, R., Storme, M. Van Heeswijck, G., Hoe Vlaams zijn de Vlamingen over identiteit, Leuven, Davidsfonds, 2000, 137 p.
Dit boek kwam er op initiatief van het OVV omdat er een groot ongenoegen was over de dominantie van de zgn. negationisten die het bestaan van een Vlaamse identiteit ontkennen of uitingen ervan belachelijk maakten. Initiatiefnemers waren P. De Roover (toen VVB) en E. Ponette (VVA).

Aan al de hierboven vermelde boeken hebben diverse leden van de VVA meegewerkt. De meeste stammen echter wel af van rond de eeuwwisseling, met uitzondering van de historische analyse door M. Gunst.

Voorts is er nog m.b.t. België/Vlaanderen en Nederland het volgende te vinden:

-Janssens, R., Taal en identiteit in de Rand. Een analyse van de taalsituatie in de Rand rond Brussel op basis van de BRIO-Taalbarometer, VUBPress,2014, 124 p.
 
-Galle, E., De mythe van de ik.identiteit, Sint-Michielsbeweging, Halewijn, 212 p. (bijdragen van E. Borgignon, P. Delva, P. Develtere, I. Van der Cloot, G. Van Heeswijcjk, W. Weyns, …).

-Couwenberg, S., Nationale identiteit. Van Nederlands probleem tot Nederlandse uitdaging

-Gielen, Amy-Jane, Radicalisering en identiteit. Radicale rechtse en moslimjongeren vergeleken, Amsterdam University Press, 140 blz. (n.a.v. de moord op Theo Van Gogh)

-Lleshi, B., Van den Bossche, M., Identiteit en interculturaliteit. Identiteitsconstructie bij jongeren in Brussel, VUB Press, 2010, 241 p.

-Moeyaert, B., De Wever, Br., Hertmans, St., Cassiman, J.-J., e.a., Identiteit, Leerstoel André Kinsbergen Studium Generale 2011-12 lezingenreeks, UPA.

-Beijers, H., Hagenaars, P., Minkenberg, E., Identiteit: uitsluiten of verbinden, De Graaf uitgeverij, 2015, 192 blz.

-Lukkassen, S., Avondland en identiteit. Met voorwoord door Th. Baudet & nabespiegeling door Derk Jan Eppink, Uitg. Aspekt BV, 2017, 274 p.

-Ghorashi, H., Culturele diversiteit, Nederlandse identiteit en democratisch burgerschap. Multiculturele samenleving in ontwikkeling, Sdu uitgevers, 2010, 154 p.

-Van der Kooye, R., Hebreeuwse identiteit. Een onderzoek naar de identiteit van mensen van Afrikaanse afkomst, 2016,

Het zijn er dus heel wat.

2.11. Diverse andere bijdragen

Verschillende personaliteiten hebben in het verleden ook de identiteitskwestie aangehaald. We houden het sinds een jaar bij (De Tijd; De Standaard) en menen ondertussen een interessant dossier vergaard te hebben.

Zo schreef Noël slangen in De Standaard van 7-8 oktober 2017 (p. 44) het volgende: “Het moge duidelijk zijn: identiteit zal een omstreden begrip worden in de volgende maanden. Een groeiende groep Vlamingen ziet identiteit intussen als een bron van bekrompenheid, uitsluiting en onverdraagzaamheid. Daarom verwerpen of relativeren ze het concept. Maar die afwijzing is net zo kortzichtig als identiteit misbruiken om zich van de rest van de wereld af te sluiten. Wat maakt van iets tenslotte een identiteit?

Zelfs binnen één en dezelfde familie lopen gedachten uit elkaar, kiezen mensen voor totaal verschillende levensstijlen en kunnen ze een verschillende taal spreken. Dat belet niet dat er in een familie zoiets als een verbindende identiteit bestaat. Maar je combineert die met zoveel andere identiteiten, zoals de voetbalploeg waarvoor je supportert of de muziek waarvan je houdt. Een identiteit heeft vele laagjes, en we voelen ons het meest verbonden met degenen met wie we de meeste laagjes delen.

Soms plakken wij daar een naam op, en soms vinden we dat gewoon niet nodig.
Identiteit wordt pas een probleem wanneer ze exclusief wordt, wanneer je niet tegelijkertijd Belg, Vlaming, Europeaan, West-Vlaming, Pool of Turk kunt zijn. Identiteit wordt dan vooral gebruikt om te omschrijven wat je níét bent en wat je níét deelt. Zoals de Catalanen, die in de eerste plaats niet langer Spanjaarden willen zijn”.

N-VA-voorzitter Bart De Wever heeft zich ook al bezig gehouden met de identiteit.

Maar er zijn nog anderen die er in de pers al over gesproken hebben:
-Bart Somers, Open VLD (DS, 15/10/16, p. 22-23)
-Bart Sturtewagen: DS 16/10/16, p. 36; DS 11/7/17 p.2; DS 21-22/10/17, p. 2; DS 19/12/17 p. 2
-Bart Brinckman: DS 12/12/16, p. 2
-Dyab Abou Jahjah: DS 23/12/16, p. 33
-Guy Verhofstadt: DS 21-22/12/17, p. 18
-Hilde Crevits: DS 6/3/17
-Laurette Onkelinx: Tijd 29/4/17, p. 4
-Kobo/Valerie Van Peel: DS Weekblad 28/7/17, p. 12
-Alexander De Croo: Tijd 29/7/17, p. 5
-De nacht van De Standaard: Het grote identiteitsdebat. Samenleving onder spanning (met Br. De Wever; Gwendolyn Rutten; Rachida Lamrabet. Moderator: Ruud Goossens). DS: 17/11/17 + 2/12/17
-Voorstel hoofddoekenverbod H. Bogaert. DS 19/12/17 p. 2 en 4
-Column M. Reynebeau: “Het is niet voor mij, het is voor mijn identiteit” (DS 10/1/17 p. 35)
-Commentaar Bart Haeck: Revanche. Iedere discussie over identiteit, islam of migratie blijft ook dit jaar explosief (De Tijd 13/1/18 p. 2)
-Meyrem Almaci (Groen): identiteit is verkiezingsthema (DS 20-21/1/2018)
-KVHV.”Het katholiek reveil begint in café De salamander” (red. Stijn Cools). KVHV staat sinds 1902 voor “een onafhankelijk Vlaanderen met een eigen identiteit en een ‘complexloos conservatisme’” (DS, 3-4/2/18, p. 28)
-“Kuttekoven is Charlie Hebdo niet” (DS, 10-11/2/18; red. W. Woussen).”Godsdienst gaat over identiteit en identiteit ligt vandaag extreem gevoelig" (dixit R. Benzine, filosoof).
-DS website 24/2/18. B. DE Wever: “Leuven Vlaams en ons antwoord op het individueel nihilisme van de mei ’68-beweging zijn de wortels van het succes dat wij vandaag met N-VA weten te boeken. … De partij zal ook complexloos de Vlaamse identiteit vooropstellen als instrument om iedereen die tot onze gemeenschap wil behoren, alle kansen te geven tot zelfontplooiing als mens en als burger”.
-Website Doorbraak. Essay B. De Wever: “Het vergt durf om te zeggen wie wij zijn en wie we samen willen worden. Maar het is nodig”. Essay n.a.v. 50 jaar Leuven Vlaams. De noodzaak van een verbindende leid-identiteit voor het maatschappelijk gedijen van Vlaanderen.
-“Waarom de N-VA met de hoofddoekdiscussie in scholen alleen maar kan winnen” (DS 2/3/18; red. B. Brinckman). De combinatie van onderwijs en migratie illustreert het identiteitsdiscours van de N-VA. Het werft beter dan een abstract verhaal over confederalisme.

Ook in het buitenland is er belangstelling voor:

1)Frankrijk
-Le Figaro Magazine  dd. 3/12/16, couverture: “Conservateurs. La nouvelle vague. Identité, économie, école…: ils veulent tout refonder”
-Financial Times 12/4/17, p. 7
-Financial Times 19/4/17, p. 3

2)Verenigd Koninkrijk
-DS 28-29/1/17, p. 2

3)Polen
-DS 24/1/17, p. 16

4)USA
-Tijd 31/1/17, p. 10
-DS 16/2/17, p. 15

5)Luxemburg/Letzebuergesch
-DS 4-5/2/17, p. 31

6)Duitsland
-Philosophie Magazin dd. februari/maart 2017 (nr. 02/2017), cover story: “Sie ist wieder da. Die Frage nach der Indentität”
-DS 30/9/17+1/10/17, p. C8
-DS 26/9/17, p. 36

7)China/Hong Kong
-Financial Times 29/6/17, p. 7

8)Argentinië
-Financial Times 30/9/17+1/10/17, p. 7

9)Spanje
N.a.v. de onafhankelijkheid van Catalonië kwam de identiteitskwestie sterk opzetten:
-DS 28/10/17+29/10/17: p. 5; DS 16/12/17+17/12/17: p. 33
-Le Soir 30/10/17: p. 4

10)Kazakhstan
Dat land kiest voor Latijns schrift en benadrukt zo zijn identiteit en onafhankelijkheid van Rusland (DS 27/10/17 p. 27).

11)Nederland
Essay in De Groene Amsterdammer (door Gabriël van den Brink en Haroon Sheikh, 31/1/18). Volgens de auteurs is ‘Nederland’ nog altijd een relevante categorie en kan men wel degelijk een verbindend verhaal over verleden, heden en toekomst vertellen. Er bestaat dus een, Nederlandse identiteit, alhoewel sommigen dat ontkennen.

Hierbij valt op dat vooral tijdens verkiezingscampagnes erover gesproken wordt (zie Frankrijk en Duitsland).

Ten slotte speelt het eveneens in het centrum en zuiden van België een rol (Brussel & Wallonië):
-DS 3/9/17, p. 5

Hieraan verwant is ook de discussie of anderstalige kinderen in de klas af en toe hun thuistaal mogen gebruiken (Gemeenschapsonderwijs of GO!). De Tijd 29/11/17 p. 4.

Conclusie

Er zijn dus genoeg mensen in Vlaanderen (en elders) die over het vraagstuk geschreven en gesproken hebben. Dat impliceert dus dat het aanbod niet krap is. Indien we als VVA een boek over de ‘Vlaamse identiteit’ willen uitgeven, zouden we aan verschillende personen kunnen vragen om ons daarvoor een bijdrage te leveren: maar hieraan zijn nadelen verbonden (cf. infra). We moeten als coördinator wel aangeven in welke richting we willen gaan. Daartoe kan een inhoudstafel een leidraad zijn.

3. Werkwijze

Uit de bovenstaande bronnen/referenties blijkt al dat het identiteitsvraagstuk diverse invalshoeken heeft. Ze zouden in het boek tot uiting moeten komen.

Diverse personen hebben zich in artikelen en bijdragen aan boeken reeds over dit onderwerp gebogen. Ook mensen uit de VVA: Piet Jongbloet; Eric Ponette; Matthias Storme; Jan Van Reeth; Jaak Peeters …  We hebben dus een rijke voorraad waaruit we kunnen putten als we een beroep willen doen op medewerkers.

Nadeel van een beroep op verscheidene bijdragen door diverse auteurs is een gebrek aan eenheid van het boek. De formule werd in het verleden ook herhaaldelijk toegepast. Als een beperkte gesloten groep een boek maakt, zie b.v. de omvangrijke bibliografie die reeds bestaat, krijg je een beter geheel met minder herhaling. Indien mogelijk gaat onze voorkeur daarnaar uit.

4. Inhoudstafel

De uitdaging bestaat erin om een coherent werkstuk voor te stellen en dat nog niet geproduceerd is. Het heeft niet veel zin enkel te herhalen wat reeds bestaat. Dat is geen gemakkelijke taak. Men schrijft en spreekt er inderdaad veel over, maar er is geen alomvattende inhoudelijke bepaling te vinden in de huidige pers.

Hieronder staat een voorstel voor de inhoudstafel, dat natuurlijk nog sterk kan wijzigen. We behandelen de diverse soorten identiteit steeds met een Vlaams perspectief in het achterhoofd, om zo finaal te komen tot een poging tot een omschrijving of een bepaling van de “Vlaamse” identiteit.

1.Inleiding
2.Het vraagstuk van de identiteit
3.Soorten identiteit (korte omschrijving)
3.1.Staatsburgerlijke en politieke identiteit
3.2.Psychologische of persoonsidentiteit
3.3.Sociale identiteit
3.4.Genderidentiteit
3.5.Groepsidentiteit
3.6.Nationale en etnische identiteit (natie)
3.7.Religieuze identiteit en existentie
3.8.Identiteitseconomie
4.Kapstokken van de Vlaamse identiteit
4.1.Taal
4.2.Christelijke roots
4.3.Andere culturele elementen (bv. Vlaamse klassieke schilders: Van Eyck; Rubens; Jordaens; …)
4.4.Uiterlijke kenmerken (bv. geen hoofddoek; …)
4.5.Economie (logistieke functie)
4.6….
5.Synthese Vlaamse identiteit.

De eerste drie hoofdstukken zijn vooral een beschrijving van de algemene context m.b.t. het identiteitsvraagstuk.

Het vierde hoofdstuk is dan erg belangrijk: het geeft een beschrijving van de diverse aspecten van de Vlaamse identiteit. 

Het vijfde hoofdstuk is dan de synthese die de Vlaamse identiteit bepaalt. Het is als een kerstboom of stamboom: de verschillende aspecten uit het vierde hoofdstuk leiden tot de top van de boom die een synthese geeft van de Vlaamse identiteit.

De uitdaging is niet min: we moeten vermijden dat men ons eng of racistisch vindt. De identiteit moet in de globale wereld openstaan voor mensen uit andere culturen die zich willen aanpassen aan onze lokale zeden en gebruiken. We mogen niemand uitsluiten. Maar het moet wel van twee kanten komen.

5. Kostprijs

We hebben nog geen initiatief genomen, maar veronderstellen dat de kostprijs in de buurt van de vorige Jaarboeken zal liggen. Deze kostprijs kan dalen als:
-het boek omwille van zijn kwaliteit door een uitgever op de markt gebracht wordt;
-Pro Flandria voorzitter Kurt Moons had mij reeds aangegeven dat hij hieraan wilde meewerken (zoals bij de laatste VVA-jaarboeken het geval was). Hij heeft dit eind november 2017 nog eens bevestigd.

Als we echter aan ieder VVA-lid een boek willen geven moeten we, rekening houdend met de prijs van 5 euro per boek, toch zeker rekening houden met een kost van ca. 4.250 euro-5.000 euro.

6. Samenwerking binnen VVA

Het boek moet het resultaat zijn van samenwerking binnen de VVA. Hiermee bedoelen we zowel leden van het Hoofdbestuur, als andere leden in de diverse afdelingen die belangstelling tonen. Wat houdt dit precies in?
-uitwerken inhoudstafel/structuur;
-eventueel contacteren potentiële schrijvers;
-opvolging;
-contact uitgever;
-….
De daaraan verbonden taken zouden verdeeld moeten worden. Als ieder zijn deel van het werk doet, vergt dat niet zo een grote inspanning..

In deze context zou een werkgroep samengesteld moeten worden die een paar keer samenkomt, maar vooral met elkaar communiceert via de moderne media (bv. e-mail).

  Omhoog
 

Kroniek van Taal en Onderwijs 2 – Ghislain Duchâteau
mede namens de Werkgroep Taal en Onderwijs van de VVA

24 februari 2018

   
 
In eerste instantie is deze kroniek gericht aan de leden van het Hoofdbestuur van de VVA en aan de leden van de Centrale Raad van de VVA

Ghislain Duchâteau,

vicevoorzitter VVA en voorzitter Werkgroep Taal en Onderwijs van de VVA

 

Aanzet

Op de Centrale Raad van 18 februari 2017 stelde ik mijn tekst ‘Taal is altijd politiek’ voor. U kunt die tekst nog steeds nalezen op de pagina Teksten van de VVA-website


Onderwijshervorming

Voor het onderwijs zijn er zowel in Vlaanderen als in Nederland hervormingen in bespreking: in Vlaanderen een structuurhervorming van het S.O. én daarbij een herziening van de inhouden aan de hand van nieuwe eindtermen voor het basis- en het S.O., in Nederland een curriculumherziening. Dat is nog steeds volop aan de orde. Intussen werd in Vlaanderen beslist dat de hervorming van het S.O. niet in 2018 maar in 2019 ingaat. Op dit ogenblik is de commissie belast met de herziening van de eindtermen klaar met een eerste versie. De begeleidingsdiensten hebben die eerste versie toegestuurd gekregen voor een eerste reflectie.

Tijdens de Centrale Raad van 14 oktober 2017 stelde ik mijn tekst ‘Kroniek van Taal en Onderwijs’ voor die dateert van 5 september 2017. Die tekst publiceerde ik in het VVA-e-zine nr. 11 van oktober 2017. U kunt hem daar raadplegen. Daarbij sluit ik nu aan met wat er in dat verband intussen is gebeurd en met wat er daarbuiten ook nog te vermelden is als relevant voor de thematieken die ons blijven aanbelangen.

***


Het discours rond de onderwijstaal hoger onderwijs

In die eerste Kroniek verwees ik naar de brief die wij hebben gestuurd aan G. Bourgeois en H. Crevits om ons standpunt over te maken dat wij vanuit de VVA n.a.v. het VLOR-adviesrapport d.d. 14-2-2017 geen wijzigingen wilden aan de taalregeling van het hoger onderwijs. Die aanspraak op wijziging is op één puntje na ook door de Vlaamse regering verworpen.

Het KNAW-rapport en de regeringsverklaring in Nederland

Ook de ontwikkelingen rondom verengelsing hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen in 2017 vindt u beschreven in mijn eerste Kroniek van Taal en Onderwijs. Ik vermeld o.m. nog het KNAW-rapport over de positie van het Nederlands en het Engels in het Nederlandse hoger onderwijs. Het rapport heeft een groot impact gekregen op het discours in Nederland rond de taal van universiteiten en hogescholen en nog steeds. N.a. daarvan is in de Nederlandse regeringsverklaring van Rutte III een zorgvuldigheidclausule opgenomen voor de universiteiten m.b.t. de keuze van de instructietaal in hun opleidingen. De huidige Nederlandse onderwijsminister Ingrid Vanengelshoven werkt nu aan een visietekst die zij in juni e.k. aan de Tweede Kamer zal voorstellen. Ze doet dat wel binnen het raam van de internationalisering van de universiteiten. Zie mijn Facebookbericht op de pagina van de VVA van 22-2-2018 17:13.

Toenemende weerstand tegen de snelle verengelsing

Nederland

Intussen is zowel in Nederland als in Vlaanderen het discours rond de verengelsing van het hoger onderwijs in een versnelling gekomen. In de media wordt er bijna dagelijks aandacht aan besteed. Opmerkelijk in dat verband is de tegenstand die tegen verdere verengelsing manifest duidelijk wordt. Twee academici van kaliber hebben hun weerstand in publicaties tot uiting gebracht. Het afscheidscollege van nu em. prof. taalpsychologe Annette de Groot argumenteert heel sterk rond de nadelen van het Engelstalig hoger onderwijs. Een ruime samenvatting van haar afscheidscollege is gepubliceerd en ook via onze websitepagina Teksten bereikbaar. Zie: ‘Forum: over tweetaligheid en de verengelsing van het universitaire onderwijs’ – Annette de Groot in De Psycholoog – februari 2018

Ook de rechtszaak tegen de Nederlandse staat vanwege de vereniging Beter Onderwijs Nederlands (BON) wegens niet-naleving door de hogere onderwijsinstellingen van de Nederlandse wet daaromtrent is hangende en oefent beslist druk uit op het discours.

Op 4 december 2017 organiseerde de Interparlementaire Commissie van de Nederlandse Taalunie in het Parlement in Den Haag rond de taalproblematiek van het hoger onderwijs een hoorzitting met betrokken personaliteiten uit de onderwijswereld. Voorstanders en tegenstanders van de verengelsing kwamen aan het woord. An De Moor lichtte voor Vlaanderen de taalregelgeving toe zoals ze nu van toepassing is. Ze stelde ook dat er druk wordt uitgeoefend om ze te versoepelen en ook dat ze omzeild wordt door de hogere onderwijsinstellingen. Zelf was ik aanwezig in Den Haag en ik constateerde dat ondanks weerstand tegen de verengelsing de verantwoordelijke onderwijsbestuurders geen enkele blijk van veranderingsgezindheid geven om ook maar iets te veranderen aan de steeds snellere toename van de verengelsing in de opleidingen aan de Nederlandse universiteiten.

Vlaanderen

Voor Vlaanderen wil ik m.b.t. de taal in het hoger onderwijs twee gegevens aan de orde stellen, één voor de universiteit van Gent en één voor die van Leuven.

1. Gent.

In 2017 vierde Gent zijn 200-jarig bestaan onder de benaming van een tweetalige Engels-Nederlandse universiteit. Een publieke manifestatie van tweetaligheid. Bij de viering verschenen twee gedenkboeken, waarvan ééntje bijzonder goed beoordeeld werd in de pers. Het heet ‘Uit de ivoren toren – 200 jaar Universiteit Gent’ van de historica Gita Deneckere. In haar hoofdstuk 6 over Taal heeft ze het over de verengelsing. Vrijmoedig keert ze zich tegen de huidige tendens voor verdere onverantwoorde verengelsing van de opleidingen op blz. 186-187 ‘Verengelsing of de wet van de sterkste’. Wat ze daarover schrijft vindt u ook op de pagina Teksten van onze VVA-website.

Deneckere pleit expliciet voor wettelijke verankering of behoud van de huidige verankering in de decretale taalregelgeving. Opmerkelijk is dat waar de universiteiten in Nederland en Vlaanderen pleiten voor de volledige eigen autonomie inzake taalgebruik aan de universiteiten.

2. Leuven.

Op 4 mei 2018 organiseert de Leuvense universiteit een ‘Internationale studiedag over internationalisering van universiteiten en de eigen taal en cultuur’. Deze studiedag kadert in de herdenking van vijftig jaar mei ’68 en de oprichting van de Vlaamse universiteit. De voertaal van de studiedag is Engels. Aanvankelijk was er in de namiddag een panelgesprek voorzien. Daarop was minister-president Geert Bourgeois uitgenodigd. In het vooruitzicht daarvan wilde Bourgeois zich heel goed laten informeren en op uitnodiging van Eric Ponette werd te zijnen huize een bijeenkomst belegd met twee adviseurs van het Kabinet Bourgeois samen met An De Moor en mijzelf. Ter plaatse vernamen we dat de minister-president zijn deelneming aan de Leuvense studiedag heeft afgevoerd van zijn agenda. Toch wilden de beide adviseurs onze ideeën kennen tegenover de evolutie van het taalgebruik aan de Vlaamse hogere onderwijsinstellingen. Ook het beleid blijkt onder veelvuldige druk te staan om de taalregeling te versoepelen. Met het oog op de argumentatie om dat niet te doen nu en zeker in de periode na de parlementsverkiezingen in 2019 zoeken de adviseurs zorgvuldig naar valabele argumentatie voor het discours. Dat heeft tijdens en vooral na de bijeenkomst ten huize Ponette aanleiding gegeven tot ruime digitale uitwisseling van documentatie.

***

Attitudes tegenover het Nederlands


De variatielinguïstiek heeft het hoge woord

In mijn Kroniek van 5 september 2017 heb ik ook aandacht besteed aan ‘Ontwikkelingen rondom de attitudes tegenover het Nederlands en de Nederlandse standaardtaal.’ (p. 4 tot 7).
We weten hoe vanuit de taalkundigen en de sociolinguïsten de variatielinguïstiek ruim wordt uitgedragen zowel in Nederland als in Vlaanderen. Niet enkel de verengelsing met de verdringing van het Nederlands aan onze hogere onderwijsinstellingen tast door functieverlies van het Nederlands de status van onze taal aan. Ook de dominantie in het taaldiscours van de variatielinguïstiek doet dat. De algemene secretaris van de Nederlandse Taalunie Hans Bennis is een variatielinguïst die onze aanspraken op valorisering en status van het Standaardnederlands niet al te ernstig bleek te nemen.

De Taalunie volgt de taalperceptie uiteraard op de voet en organiseert nu op 14 maart in Rotterdam een rondetafelconferentie rond taalvariatie in het Nederlands. Vanuit onze Werkgroep Taal en Onderwijs werden ten persoonlijke titel uitgenodigd An De Moor, Peter Debrabandere, Stijn Verrept en ikzelf. We kregen er nog weinig informatie over, maar wellicht zullen wijzelf de behartiging van het Standaardnederlands daar toebedeeld krijgen tegenover de variatielinguïsten die mee het gesprek zullen stofferen. We zullen zien.

Een betekenisvolle en vér-rijkende boekpublicatie

Binnen het raam van de taalperceptie verscheen einde 2017 een bijzonder belangrijk en betekenisvol boek dat ik hier beslist graag onder uw aandacht wil brengen:
De vele gezichten van het Nederlands in Vlaanderen – Een inleiding tot de variatietaalkunde’ onder redactie van Gert De Sutter (UGent) met de medewerking van 19 echte specialisten-taalkundigen-onderzoekers uit Vlaanderen. Ik schreef daarover een recensie die u kunt raadplegen op de website van het Netwerk Didactiek Nederlands (NDN) pagina Publicaties.

Zo valt het boek te karakteriseren: ‘Het boek biedt een volledig, actueel en wetenschappelijk overzicht van de huidige taalsituatie in Vlaanderen. Het gaat in op de historische ontwikkeling van het Nederlands in Vlaanderen, de veranderende relatie met het Nederlandse Nederlands, de groeiende populariteit van de zogenaamde tussentaal en de onstopbare dialecterosie, met onvermijdelijke gevolgen voor taalnormen en taalbeleid.’

Persoonlijk vind het werk bijzonder knap en ik beveel het ook aan als handboek voor de lerarenopleidingen. Toch wens ik mij krachtig kritisch op te stellen tegenover het epilooghoofdstuk nr. 16 ‘Tussen droom en daad. De consequenties van de verander(en)de standaardtaalrealiteit voor de taaldocent’ (blz. 330-348). Hier doen de drie auteurs aan domeinoverschrijding vanuit hun wetenschappelijke onderzoekspositie naar het werkveld van het onderwijs. Een onderzoeker rapporteert normaal over de resultaten van zijn onderzoek en beperkt zich daartoe. Laat het aan de onderwijsverstrekker over om zelf positie in te nemen over de didactiek van het vak Nederlands. Eens te meer wordt vanuit de taalkunde het taalbeleid van de vorige onderwijsministers ten overstaan van het Standaardnederlands gehekeld. Wat amateuristisch bekijken ze hier de taalsituatie in Vlaanderen met te stellen dat het Standaardnederlands nagenoeg niet meer wordt gesproken, spreken ze over hyperstandaardisering vanuit de ABN-kernen en de media uit het verleden en willen ze een de-ideologisering van de standaardisering in Vlaanderen. Ten slotte geven zij vanuit hun visie een aantal aanbevelingen die te denken geven: ze willen het VRT-Nederlands vervangen door meer tussentalige modellen (Maaike Cafmeyer, Marcel Vanthilt, Stijn Meuris i.p.v. Martine Tanghe). Ze willen een versoepeling van de taalnormen voor de gesproken taal. Ze geven vijf didactische aanbevelingen die implicaties zouden moeten hebben voor hoe de eindtermen en de leerplannen Nederlands er zouden moeten uitzien. Hun liedje zingt dat van de taalvariatielinguïst, maar zal geen kans maken bij de commissieleden die de eindtermen moeten herschrijven. Wel creëren ze zo een perceptie van het Nederlands dat leidt tot onzekerheid bij de leraar op school en in de klas met alle gevolgen voor de attitudes van de leraren en vooral van de leerlingen tegenover de gesproken taal. Jammer.

Afronding

Ook vandaag hebben we ons uiteraard moeten beperken tot enkele markante gegevens uit de recente periode over de evolutie van het denken over onze taal en de verhouding van onze taal tegenover het Engels. Ook hier hebben we de leden van de Centrale Raad en van het Hoofdbestuur van de VVA bij deze thematiek willen op de hoogte stellen en betrekken. Ook vandaag doen we dat zoals bij onze eerste Kroniek van Taal en Onderwijs van september 2017 met het inzicht van welk enorm belang de positie is van onze eigen taal voor de beleving van onze identiteit en voor onze communicatie in onze maatschappij. Deze thematiek zou een speerpunt moeten zijn in een eigentijdse Vlaamse Beweging.

Ghislain Duchâteau
  Omhoog
 

 

   
 



  Omhoog

Colofon

Redactie van het e-zine 'Vivat academia" Editie 13

- Bruno Comer, hoofdredactie - voorzitter VVA-afdeling Brugge
- Ghislain Duchâteau, eindredactie - vicevoorzitter VVA-nationaal
- Paul Becue, redactielid - voorzitter VVA-Nationaal

Afmelding

Wie deze nieuwsbrief liever niet ontvangt, kan zich afmelden met een berichtje naar
het VVA-secretariaat